Oorlogsgetuige

Hette de Kroon

Leeftijd aan het begin van de oorlog: 20

Woonplaats: Oudega Gaast Sleat, Nederland

“Mijn herinneringen aan de oorlogsdagen”

`t Is Donderdag avond bijna 7 uur. De nieuwe wacht staat aangetreden, en de oude wacht stelt zich op voor het houden van de wachtparade. Noch enkele ogenblikken en ook wij hebben onze plicht weer gedaan, en zullen worden afgelost. We verheugen ons er reeds in deze nacht eens lekker te kunnen slapen, want in twee nachten hebben we onze stroozak al niet gezien. Na noch een klein wandelingetje te hebben gemaakt in de prachtige omgeving van Emmen, begeven we ons om ongeveer 9 uur te ruste. Niets en niemand zou ook maar kunnen vermoeden, dat deze rustige avond zou worden de vooravond van de vreselijke oorlog die de volgende dag ook over onze grenzen zou komen. Vermoeid dat wij waren door de lange wacht, sliepen we weldra in. ’t Zal echter niet een lange nacht worden.

Het is noch maar nauwelijks elf uur, of haastige voetstappen klinken in de gang, er komt iemand de trap op naar boven toe. ’t Is de luitenant, en hij beveeld “Vlug jongens, opstaan. Alles omhangen en beneden aantreden. Zakboekje bij je steken en de penning waarop je naam omhangen.” Noch nimmer hadden wij dit gehad, nu deden we het. Er werd niet gesproken en er werd niet gemopperd, waar kwam dit door? Er klonk iets vreemds, iets eigenaardigs in de stem van de luitenant. We gaan naar beneden. ’t Is kil en donker buiten. Door het dicht geboomte rondom het hoofdpostkantoor ferfalt slechts een enkele stem aan het firmament. Het is alles even rustig en kalm zoo af het toe wordt de stilte verbroken door het geluid van een der nachtdieren uit het dierenpark dat nabij gelegen is. Verder niets te bespeuren, waarom moest dit toch? Ook de jongens die op wacht zijn, weten niet wat er aan de hand is. Alleen in het kantoor is een ongewone drukte, de telefoon rinkelt al maar door. Even later komt een sergeant naar ons toe, om ons te zeggen dat we wel weer naar boven konden gaan te rusten, maar alles aanhouden. Enkelen meenen dat dit een oefening is, om te zien hoe vlug we eigenlijk wel kunnen aantreden.

Doch bij de meesten wil dit er niet in, en ook ik zelf had een vreemd voorgevoel. Weer gaan er een paar uren voorbij het loopt tegen één uur. Weer dezelfde voetstappen en de ons zoo bekende stem, waarin nu iets vreemds klinkt gaat ons wekken met de woorden: “Vlugger dan ooit jongens, alles inpakken en naar beneden brengen, en mijn naam wordt genoemd om dadelijk mee te gaan naar het kantoor. De andere jongens moeten ervoor zorgen, dat ook mijn spullen beneden komen. We komen in het kantoor, en hier gaat de luitenant het mij zeggen, wat ik voor ander makkers moest verzwijgen, dat tegen drie uur de Duitse troepen de Nederlandsche grensen zullen overtreden, en jou taak is deze, zoo ging de luit verder. Zorg te dragen over het wapen, ik vertrouw het je toe, je vuurt wanneer je het noodig acht, uit dat kistje daar in de hoek kun je vier handgranaten nemen, misschien dat je ze noodig hebt. Met deze opdracht kon ik gaan naar de mittrailleur. Hoog in de lucht horen wij het geronk van één of meerdere vliegtuigen. Al spoedig gaan mijn makkers vragen wat of de luitenant te zeggen heeft gehad. Waarop ik antwoorde dat ik dit niet zeggen mocht, maar dat het hen straks ook wel gezegd zou worden. Weer is er een uur verstreken, en het begint lichter te worden. Het is net of de lucht vol zit met vliegtuigen. Velen vragen zich af zou het misschien ook dat….. maar né, ze willen het zoo ook niet hebben.

Het is bijna kwart voor drie. De luitenant komt naar buiten en commandeert “Verzamelen!” Nadat alles is opgesteld, gaat hij mededeelen dat binnen enkele ogenblikken de Duitse troepen Nederland zullen binnendringen, en dat wij staan voor een harde en moeilijke strijd een beroep doende op al de militairen die onder zijn bevel staan, om het vaderland met al de kracht te verdedigen. Enkele minuten later en het eerste kanonschot klinkt, onmiddelijk gevolgd door het tweede. De inwoners van Emmen ze komen allen naar buiten gerend en het is een ware paniek het duurt dan ook noch al even voor de orde en rust weer hersteld is. Groote rust tussen en vrachtauto’s rijden voorbij, vol met manschappen van het onderdeel de Koninklijke Marreschaussië. Eensklaps een geweldige explosie de Genie had een groote brug opgeblazen vele ruiten moesten het ontgelden. Onze taak is, de goederen en gelden die zich in het postkantoor bevinden in veiligheid te stellen. Voor dit doel worden een 2tal vrachtauto’s gevorderd. Snel werd alles ingeladen en weg gingen we, nagewuifd door velen.

Het langs een binnen wegje. De hoofdweg konden we niet langs, daar deze geheel versperd was. We reden langs een kanaal, verder op moest een brug wezen waar we over konden. Welke toen we er kwamen juist was opgeblazen. Wat nu? Weer verder naar een volgende brug, ook deze stond reeds in lichte laaien. Meerdere bruggen waren er niet. We zaten leelijk in de val voor ons het water achter ons de vijand. Er komt iemand aan fietsen. De luitenant vraagt hem of er ook noch een uitweg is. Een eindje verder zegt hij, moet noch een klein brugje wezen, waar we echter niet met auto’s over kunnen. Dan daar maar heen. Het is evenwel een gevaarlijke onderneming, want we zijden noch steeds de vijand tegemoet. Boven ons langs gaat een Duitsche bommenwerper, zeer laag vliegend en vreeslijk gehavend, als hij een vliegveld heeft bereikt betwijfel ik. We komen bij het bedoelde bruggetje. Hier hebben we de auto’s met onze goederen moeten achterlaten. Alles wat door de vijand zou kunnen buitgemaakt wordt in het water gegooit. Kisten vol munitie en handgranaten worden in het water geworpen en verdwijnen in de diepte. Alleen de wapens die moesten mee.

Weg gaan we weer half loopen, half dravend. Niet te snel waarschuwd de luitenant ander kunnen jullie het nooit volhouden. Een troep soldaten komen ons achter op fietsen. Hijgend en buiten adem roepen ze ons toe “Vlug jongens, want ze zijn niet ver meer af. We beginnen sneller te loopen. Hier ligt een helm even verder een ransel. Er knallen schoten, een gemotoriseerde afdeling van de vijand nadert. We gaan ons dekken het terrein leent er zich uitermate geschikt voor. Veel bosch en boomwallen, daar gaan we achter langs. We bereiken de stelling Noord-sleen. Daar zitten ze klaar in loopgraven en kazematten. Ze moeten trachten de vijand op te houden, om zoo doende de aftocht van ons en anderen te dekken. We zijn noch maar nauwelijks gepasseerd of daar branden geweren en mitrailleurs los. Deze stelling heeft zich dapper gehouden naar ons later is meegedeeld zijn hier velen in den strijd gebleven. Wij hebben inmiddels het dorp bereikt. Er komt een groote vrachtauto aan, met daarop een keukenwagen. We houden hem aan om mee te rijden. De wapens worden erop gelegd, we nemen zelf plaats en weg gaat het weer, met een geweldige snelheid verder Drente in. Deze rit zal ik nimmer vergeten. Door de plaatsen welke wij langs reden stonden reeds vele menschen geschaard door welke wij uitbundig werden toegejuicht. Die duizenden zij beseften waar het om ging, en het wordt een ieder steeds duidelijker dat er veel en vaak groote offers moeten gebracht worden voor het vaderland dat ons allen zoo lief is. Eindelijk komen we in Heerenveen.

Hier hebben we een kwartiertje gestaan om ons van het noodige te voorzien. Veel nieuwsgierigen kwamen om de auto heen. De een vroeg dit de andere dat. Moeders kwamen informeeren naar hun zoon’s, vrouwen naar hun mannen, die ook ergens aan de grens waren gelegerd.

Toen we dan ook weg reden, stonden door geheel Heerenveen een dichte laag van menschen. Het ging op Sneek aan. Hier moesten we weg halen een andere groep van onze Compagnie, waar mijn vriend, Hille de Koe ook bij was. Die vreemd op keek, toen ik daar zoo plotseling voor hem stond. Als spoedig waren we in druk gesprek over onze avonturen bij de grens vandaan. Nadat we ons eerst eens flink hadden gewasschen, want we geleeken meer op nikkers, dan op blanken, zijn we in een hotel gaan eten.

Nadat ook hier alles was ingepakt, werd onze reis vervolgd in een groote vrachtauto van D.C. t Ging in de richting van de afsluitdijk. We bereiken de stelling Wons, deze vormde met Makkum en Zurich de voorposten van de afsluitdijk. We hadden gedacht door te reizen naar Holland, maar dit bleek niet het geval. We moesten in Wons blijven. Dien nacht hebben we in de barakken geslapen, totdat we de volgende morgen gewekt werden door een ontploffing, veroorzaakt door het springen van een brug. We staken ons in de kleren, en gingen naar buiten, waar ik tot mijn verbazing vijf auto-bussen van de firma Hoekstra en de Jong zag staan. In een der bussen zaten de chauffeurs bij elkaar te praten. Na hen vlug iets verteld te hebben, en even geinformeerd te hebben hoe of het in Oudega leek, ben ik dadelijk weer weg gegaan, omdat de mitrailleur in stelling gebracht moest worden.

Deze dag is kalm verloopen. In snellen draf gingen vele paarden bespannen voor munitie en veldkeukenwagens de nieuwe weg langs, om over de afsluitdijk naar Holland te gaan. Nog een 500 tal soldaten uit Bellingwolde zijn gepasseerd. Van Zaterdag op Zondag zijn we bij een boer in ’t Hooi gaan slapen.

Reeds vroeg in de morgen werden we gewekt. Heel in de verte kwamen wielrijders aan, een vijandelijke patroullje. Ze kwamen dichter bij, de fietsen werden neergelegd, en ze gingen zich verspreiden. Het eerste schot in de vroege morgen van Zondag 12 Mei klonk over het verdronken land rondom Wons, gevolgd door Mitrailleur vuur. Zoo snel ze konden, namen die welke over bleven de vlucht. Dit was echter noch maar een begin van wat zich deze dag zou afspelen. Nadat we door anderen waren vervangen en onze mitrailleur hadden opgesteld voor luchtdoel, kwam er activiteit in de lucht. Hevig werd er gevuurd, vooral de kop van de afsluitdijk was het doel der vliegers. Verderop horen we hoe kanonnen bulderden, en het duurde dan ook niet lang of de vijand ging over tot de beschieting van Wons. Vlak in onze nabijheid ontplofte een projectiel. Een onze makkers die flak naast het wapen stond, om de patronen af te voeren, kreeg een scherf door zijn keel. Hij zeeg ineen, terwijl het bloed uit de wonde stroomde vlug is hij door een R. Kruis soldaat verbonden, en bij burgers binnengebracht (de gewonde soldaat hete Romke Hanslink uit Kollum). Daar door de vijand een aanval over land werd onder nomen, hebben we ons wapen zonder de minste dekking om de hoek van een huisje in stelling gebracht.

Hier hebben we gezeten tot we de laatste patroon afgevuurd hadden, en het bevel kwam, om met de bussen te vertrekken, om zoo doende aan de vijand te ontkomen. Over de dijk konden we al niet meer, daar deze onder vuur stond. Na eerst verschillende versperringen te hebben opgeruimd, zijn we gegaan in de richting Makkum. Hier was niet een Nederlandsche soldaat meer. Deze hadden nog juist kans gezien de afsluitdijk te bereiken. Wij zaten echter leelijk in de val, door de vijand omsingeld. Naar Gaasterland, zoo meenden we, zouden wij een veilig heenkomen hebben om schuil te houden in het bosch. Omdat de brug vernield was, konden we met de auto’s niet verder, deze werden allemaal om niet te worden buitgemaakt in het water gereden. Zoodat de meesten loopende, of laat ik liever zeggen dravende, gingen in de richting Workum. Een van mijn kameraden (die hete Hendrik Smit uit Roorde Huizum, nu Grou) en ik hadden een fiets weten machtig te worden, nu naar Koudum maar wat daarop de Zeedijk? We zien het beide een Duitsche wacht bij de laagste neer en een flinke snelheid zijn we hem zoo maar gepasseerd. Hij laat ons gaan het welk hem ook geraden is. Want ik geloof niet dat mijn schot gefaald zou hebben. We besluiten echter om maar niet verder te fietsen maar het land in te gaan.

Zoo zijn we dan de dans ontsprongen. Velen zijn echter gevangen genomen. Dinsdag avond 14 Mei heeft de opperbevelhebber van Nederlandsch weermacht besloten tot capitulatie over te gaan. Het kon ook niet anders tegen dit grote gemoderniseerde leger, bleek ons klein leger met zijn meest verouderd wapentuig niet bestand.

H.P. de Kroon

Geplaatst door: Hette Pieter Wink