Oorlogsgetuige
klaAS rIgterink
Mijn vader was in 1944 en 1945 filiaalchef van het voormalige kruideniersbedrijf Albino in Hardenberg. In een voor familie in 2000 uitgegeven boek vertelt hij het volgende:
“Een keer was ik op weg naar Zwolle en ging bij de hoofdinspecteur van Albino langs. Die vertelde mij over de vreselijke taferelen die bij de IJsselbrug plaatsvonden. Trekkers die enige voorraad aan voedsel bijeen vergaard hadden, werd bij controles alles weer afgenomen. Omdat andere chefs niet naar de Duitse commandant durfden te gaan om een vergunning te vragen, vroeg hij of ik dat wilde doen. Na enig heen en weer gepraat ben ik erop ingegaan. Uit de winkel in de Van Ittersumstraat werden twaalf pakken koffiesurrogaat gehaald. Zo ging ik op weg naar het hol van de vijand.
‘k Had nog geen pas in de richting van de ingang gedaan, of er stond al een schildwacht te roepen, wat ik moest. Ik vertelde hem dat ik overste Schmidt moest spreken. Daarna vroeg hij wat er in die zak zat die ik onder mijn arm had. De zak werd opengemaakt en hij stond met alle verbazing mij aan te kijken en vroeg of het Ersatz was, waarop mijn antwoord was: ‘Ja.’ Toen ik hem een pakje voorhield, keek hij om zich heen, stopte het onder zijn jas en ging met mij de tuin van de villa in. Wij ontmoetten een andere schildwacht die ook een pakje kreeg en zo stond ik enige ogenblikken later voor de deur van de deftige villa.
Op mijn bellen werd de deur opengedaan door een NSB-er. Hij wilde mij wegsturen, omdat ik geen afspraak met de overste had en wilde de deur dicht doen, maar ik had al mijn voet op de drempel gezet. Zodoende brulde hij tegen mij: ‘Vertrek!’ Ik dacht: Nu verlies ik het toch nog. Maar na die grote schreeuw ging er een deur open en vroeg iemand wat er gaande was. Heel bedeesd zei de NSB-er dat er iemand was voor de overste. ‘Laat hem binnen,’ zei een stem. Tot mijn verbazing kwam ik terecht in een kamer met een heel groot bureau, waar een stuk of vier van die Duitse hoge pieten bij elkaar zaten. Zij vroegen mij wat het doel was van mijn bezoek. Door mij werd verteld dat ik werkte voor de voedselvoorziening en dat ik graag een Ausweis wilde hebben om over de IJsselbrug te komen, daar ik ergens Ersatz te koop wist. Ze sprongen alle vier van hun stoel en vroegen of dat waar was. Ik zei: ‘Ja, zie maar, ik heb al wat meegebracht.’ Ze stonden verbluft te kijken, betaalden mij de prijs en vroegen of ik de volgende week nog een keer langs wilde komen om nog wat Ersatz te brengen. Na de belofte dat te doen, werd mij een papier overhandigd, waarin stond, dat ze mij te allen tijde vrije doortocht moesten verlenen over de brug.
Terug bij de hoofdinspecteur zei hij: ‘Daar moeten we meteen werk van maken.’ Zo gezegd, zo gedaan: een bakfiets geleend, daarmee naar de Veerallee en daar trekkers aangehouden en gezegd: ‘Geef ons jullie eten maar mee, je kunt het in Hattem op dat en dat adres terugkrijgen. En ja hoor, het werkte perfect. Bij de sommering ‘Halt! Controle!’ lieten we het papier zien en konden inderdaad doorrijden en alles ongehinderd in Hattem alles afleveren. Daar er op het papier geen naam vermeld stond, heeft het nog verschillende mensen geholpen hun eten naar de overkant te krijgen. Maar aan de andere kant was het zeer triest, dat je maar voor enkelen wat kon doen. Toch ging ik met een blij gevoel weer naar Hardenberg terug.” Mijn vader overleed in 2013 op 97-jarige leeftijd.