Oorlogsgetuige
Wim hoogzaad
Mijn opa, Wim Hoogzaad, heeft de Tweede Wereldoorlog mee gemaakt.
Voor hem schrijf ik dit verhaal.
Voor hem die zelf de mooiste verhalen kon vertellen.
Helaas kan dat nu niet meer, dus doe ik het.
Voor hem, mijn maatje.
Wanneer we naar zijn oorlogsverhalen vroegen, kon hij er uren lang vol vuur over vertellen. Oma zag de bui al hangen en zei altijd: ‘Proat er moar nie te veul over jonge, vanavond kunde wir nie sloape!’.
In alles voelde we de woede, de angst. Wat heeft dat zijn sporen achter gelaten. Als het kon zou hij uit zijn graf opstaan en opnieuw zijn verhaal vertellen. Zijn verhaal, een van vele.
Wim was 18 jaar toen de oorlog begon. Hij woonde op dat moment in het ouderlijk huis in Wijbosch, een klein dorpje naast het Brabantse Schijndel. Zoals elke jongeman boven de achttien moest ook hij er aan geloven. Hij werd te werk gesteld in Duitsland. Dit was natuurlijk alles behalve wat hij wilde. Na een aantal jaar gewerkt te hebben bij een industrieel, vond hij het wel welletjes en nam de benen. Te voet vluchtte hij uit Duitsland, want liften was te gevaarlijk. Eenmaal bij de grens, moest hij de granaat velden zien te ontwijken en over rollen prikkeldraad klimmen, om zijn tocht in Nederland te vervolgen.
Zijn verhaal kende echter nog geen einde. Hij werd verraden, ‘door De Neus..’. De kamer was zowat te klein, wanneer die frustratie weer naar boven kwam. De Neus was een NSB’er uit Veghel, die tijdens de oorlog werd doodgeschoten op de markt in Den Bosch. Den Bosch was ook de plek waar Wim zich moest melden bij het hoofdkwartier van de Duitsers op het Paleis van Justitie. Al wachtend voor verhoor op een zeer warme zomerdag, kwam hij op een idee.. Door dit prachtige weer stonden de ramen op de tweede verdieping open. Die kans greep hij. Springen, opstaan en ontsnappen. Hij maakte een zachte landing in een struik, waarna hij zijn vluchtpoging kon vervolgen. ‘Rennen, al wa’k geleerd ha..’
Later heeft hij moeten onderduiken bij een boer in Brabant. Na jaren thuis weer aangekomen te zijn werd hij begroet door zijn vader, met de woorden: ‘Heu jonge, bende d’r wir…’. Want zo ging het. Het leven ging door, maar de littekens bleven altijd zichtbaar. Bedankt opa, dat je de moed had ons dit verhaal achter te laten.
Graag sluit ik af met een glimlach en gefluit. Net zoals jij gedaan zou hebben.
Liefs, je metje.
Anne Heesakkers