Oorlogsgetuige
Gerrit Brillenburg Wurth
Het verhaal van mijn opa GERT BRILLENBURG WURTH
Door Alou Remijn (11 jr):
Mijn opa is geboren in Souburg (Zeeland) op 12 december 1929. In maart 1930 is hij verhuisd naar Rotterdam. Daar heeft hij gewoond tot net na de oorlog. Hij heeft tijdens de oorlog op de lagere school in Rotterdam gezeten en een paar jaar op de middelbare school. De vader en moeder van mijn opa zijn in 1924 getrouwd in Veenendaal. De vader van mijn opa was in de oorlog dominee in Rotterdam (Breeplein kerk). De moeder van mijn opa was verpleegster.
In 1934 – 1939 was er een grote crisis. Mijn opa was toen nog erg jong. De mensen hadden geen geld, en vroegen hulp aan zijn vader omdat hij dominee was. Mijn opa vond dat heel moeilijk om te zien.
Mijn opa was 11 jaar toen de oorlog begon op 14 mei 1940. Mijn opa woonde in Rotterdam en heeft het allemaal van dichtbij meegemaakt. Het begon met een verschrikkelijk bombardement op de stad Rotterdam. 800 mensen gingen dood en 80.000 mensen hadden geen huis meer. Het hele centrum van Rotterdam was in een klap weg. Toen het oorlog was kon je niet altijd naar school en niet zomaar op de fiets overal naar toe.
Toen de oorlog net was begonnen was kon je niet meer over de brug naar de middelbare school want de brug was kapot door het bombardement. De zus van mijn opa moest iedere dag met een bootje naar de overkant. Omdat ze dat eng vond ging mijn opa haar iedere ochtend om half 7 wegbrengen. Als hij dan terug kwam ging hij ontbijten en liep daarna naar zijn school.
In 1942 zat mijn opa in de eerste klas van het Marnixgymnasium. Dat was dezelfde school als waar zijn vader op had gezeten. Het was toen al 2 jaar oorlog. Soms kon je er niet naar toe omdat het te gevaarlijk was. Mijn opa zat met 38 kinderen in de klas.
Op een keer, in 1943, was er een luchtaanval van de Amerikanen die bommen naar beneden gooiden op de haven van Rotterdam. Mijn opa en zijn zus Mia wilden naar een verjaardagsfeest en hoorden de bommen vallen. Zijn zus Mia ging schuilen in een schuur en opa ging liggen op de grond. Gelukkig was er niets gebeurd. Een andere keer, toen mijn opa naar school fietste kwam er een vrachtauto langs waar 40 mannen in zaten. De auto stopte en de mannen moesten uitstappen en werden allemaal doodgeschoten. Dat zag mijn opa allemaal gebeuren. Hij fietste door naar school en wilde er verder niet over praten. Op een gegeven moment kon hij niet meer naar school want alle scholen werden ingenomen door de Duitsers en het was ook te gevaarlijk om er naar toe te fietsen.
In 1942 -1943 wilden de Duitsers alle Joden vermoorden en begon ook in Nederland de vervolging van de joodse bevolking. De joden waren nergens meer veilig en moesten vluchten uit hun huis. in de kerk van de vader van mijn opa was door de koster Jacobus de Mars, die in het verzet zat, een schuilzolder gemaakt. De schuilzolder lag boven het orgel. Hier hebben twee families bijna 3 jaar ondergedoken gezeten. Het eerste gezin de familie Kool kwam in 1942 en een jaar later kwam het Chaim en Fifi de zoete. Hij was apotheker, zijn dochters leefden in een pleeggezin. Mijn opa moest vaak met hadassah (de jongste dochter) in de tuin spelen zodat haar ouders haar vanuit de zolder konden zien. De vader en moeder van mijn opa zorgden voor eten en af en toe kwamen ze ook in de pastorie woning om met hen te praten. Ze moesten vooral heel stil zijn om niet ontdekt te worden. Alleen op zondag morgen als het orgel speelde konden ze met elkaar praten. Vooral fifi kon na de oorlog het geluid van het orgel niet meer horen. Een paar jaar geleden heeft de EO een programma hierover gemaakt. Ook een paar kranten hebben hier een verhaal over geschreven.
Er is zelfs nog een kindje geboren tijdens deze tijd. De moeder van mijn opa heeft samen met een dokter bij de bevalling geholpen. Gelukkig heeft iedereen van dit gezin de oorlog overleefd. De vader van mijn opa heeft een bijzondere onderscheiding van israel gekregen. Helaas was hij al overleden en heeft mijn opa de onderscheiding in zijn naam ontvangen.
Juli 1942 werd de vader van mijn opa gearresteerd en 7 maanden in de gevangenis gestopt. Dat was in Vught. Er waren 600 bekende mannen opgepakt omdat de Duitsers kwaad waren omdat een Duitse soldaat door het verzet was doodgeschoten. De Duitsers wilden op deze manier laten zien dat zij de sterksten waren. 6 mannen waren er dood geschoten. Gelukkig de vader van mijn opa niet. Mijn opa moest een keer 2 dagen in de gevangenis tijdens de oorlog als jongetje omdat hij een aanplakbiljet had en er een grap van had gemaakt.
Mijn opa moest altijd op zondag in de tuin spelen met een dochter van een van deze families. Dit meisje hoefde niet onder te duiken omdat ze blond haar had. Op deze manier konden de vader en moeder haar vanuit de schuilplaats zien. Beide families hebben gelukkig de oorlog overleefd.
Ergens in 1943 was het verboden om na achten naar buiten te gaan. omdat het te gevaarlijk was. Alle ramen werden afgedekt omdat je geen licht mocht zien.
Ze gingen niet op vakantie, alleen fietsen in de omgeving.
Hij ging wel af en toe met de trein naar zijn familie in Veenendaal of heel af en toe met deze familie naar Noordwijk. Naar het strand. Je moest altijd een persoonsbewijs bij je hebben. Als je dat niet had dan kon je worden opgepakt door de Duitsers. Aan het einde van de oorlog was er bijna geen eten, wat je wel kon eten was: bloembollen en af en toe eten van een boer. Zijn moeder had kippen dus af en toe aten ze eitjes.
Op 11 nov 1944 werden veel Nederlandse mannen van 17 tot 65 jaar opgepakt. In totaal werden 67000 Rotterdammers, mijn opa was gelukkig nog te jong om opgepakt te worden. Er was vooral heel veel honger in 1944. Op het laatst van de oorlog waren er bijna iedere dag bomaanvallen van Duitse, Amerikaanse en Engelse vliegtuigen. Het deel van het land waar mijn opa woonde was helemaal afgesloten en daardoor was er bijna niets meer te koop of te eten. Het leven werd bijna ondraaglijk. De stad Rotterdam werd toen ook gebombardeerd. Vanaf de toren kon mijn opa zien hoe de stad Rotterdam kapot werd gemaakt.
1945 Bevrijding
de vliegtuigen gooiden allemaal groente en vlees naar beneden voor de mensen. Mijn opa ving het op en bracht het naar huis. En pas na een paar jaar werd het leven weer een beetje normaal.