Oorlogsgetuige
André, Martin en Lia
Deze foto is van mijn broertjes en mij gemaakt in 1943. Mijn oudste broer, André was hier 7 jaar, ik 6 en mijn andere broer, Martin was 3. Ik draag de matrozenbloes, die van André was geweest.
We hebben kousen aan, die mijn moeder breide van draadjes, die ze uithaalde van een tweedjas van mijn vader, die versleten was !!
Als je goed kijkt kun je zien dat de neuzen van de schoenen van André en mij zijn weggesneden. Die waren te klein en zo hadden we toch nog wat aan onze voeten. Later maakte mijn vader van houten plankjes met riempjes erover schoeisel voor ons.
Doordat ik verschillende keren ziek ben geweest, ben ik 3 keer bij mensen geweest, waar het wat beter was. 2 maal in Schipluiden en 1 maal in Leeuwarden. Die laatste keer was met een groep kinderen, samen met mijn oudste broer.
Doordat wij in de buurt van Rotterdam woonden, hebben we verschillende keren bombardementen in de buurt gehad (havengebied op 2 km afstand) en bommen vielen nog wel eens verkeerd. Verschillende keren zijn dan ook de ruiten gesprongen en zaten we met karton voor de ramen.
Wat ik me ook nog goed kan herinneren is, dat mijn vader bij de luchtbescherming was. als het luchtalarm afging, moest mijn vader van zijn werk bij Swartouw in het westen van schiedam naar de brandweerkazerne in het centrum, op een fiets met houten banden !! Daar heeft hij ook, samen met verschillende brandweerlieden, ondergedoken gezeten tijdens de razzia’s die gehouden werden. Mijn broer en ik gingen dan ’s avonds in het donker iets te eten bij hem brengen.
Ook ging hij met buurtbewoners naar het westland om groente te halen en één keer is hij met een handkarretje lopend naar zelhem in de achterhoek geweest om iets eetbaars te pakken te krijgen. Hij kende daar mensen en die hebben hem eten meegegeven.
Wat ik ook heel beangstigend vond was toen er V1’s overkwamen. Je hoorde ze aankomen en als ze boven je waren , dan hoorde je ze niet.Waren ze voorbij, dan begon het gebrul weer. bommenwerpers maakten ook zo veel geluid.Ik Heb nog jaren lang last gehad als vliegtuigen laag over vlogen.
Ook iets om nooit te vergeten is, dat een 16-jarige duitse matroos, die heimwee had, bij ons aan de overkant door een officier is neergeschoten, omdat hij wat gedronken had. De andere dag zag je een bloedspoor van die plek tot aan de ziekenboeg aan het eind van de straat. Om de hoek was een scholencomplex, dat ze hadden bezet.
Onze straat liep dood, dus die jongen kon geen kant op.
Doordat er verschillende scholen bezet waren door de duitsers, hadden wij maar halve dagen school. De ene week ’s morgens en de andere week ’s middags.
alles was op de bon. eten en kleding, voor zover het er nog was. soms kon je kledingbonnen ruilen voor b.v. suiker of brood.
Op het laatst was het wel heel erg.
Aten we soep van de schillen van verdronken aardappelen. Dat was heel scherp en het vulde natuurlijk ook niet.
Ook hebben we bloembollen gegeten en mijn moeder kookte suikerbieten op een noodkacheltje, dat mijn vader had gemaakt. Dan kreeg je een soort stroop en van de pulp maakte ze dan koeken.