Oorlogsgetuige
De heer Back
Ik was vier jaar oud, toen mijn moeder gillend de tuin van ons huis in rende: “Papa is opgepakt!”.
De heer Back,
‘Mijn vader was procureurhouder bij de bank en voorzitter van de Oranjevereniging. Maar omdat hij soms dingen voor het verzet deed, was hij op zijn werk opgepakt en weggevoerd naar de Rode Steen in Hoorn. Vanuit hier kwam hij aan de Eutherpestraat in Amsterdam terecht waar hij drie maanden vastzat. Na deze drie maanden kwam zijn zaak voor in Scheveningen en werd hij vrijgelaten. Als hij later in de oorlog was opgepakt, was hij er waarschijnlijk niet zo makkelijk vanaf gekomen. Wel werd hij te werk gesteld om langs het spoor te patrouilleren. Om 22.00 uur vertrok hij van huis om de hele nacht erop te letten dat de rails niet gesaboteerd werd.
Behalve dit voorval merkten we weinig van de bezetters in Hoorn. We zagen wel soldaten lopen en ook in het Witte Badhuis in het meer waren soldaten aan het spelen. Mijn vriendjes en ik waren erg geliefd onder hen. We kregen snoep en sigaretten en ze deden spelletjes met ons. Spelletjes die zijn anders met hun kinderen in Duitsland zouden hebben gedaan.
Op de vroege ochtend van 7 juli 1944 werd ik door mijn ouders uit bed gehaald. Er vlogen Amerikaanse bommenwerpers over en twee hiervan kwamen met elkaar in botsing. Al brandend vielen de vliegtuigen naar beneden en stortten neer op het Pelmolenpad en de Drieboomlaan. De volgende ochtend ben ik met vriendjes gaan kijken. De ravage was enorm en hoewel het verschrikkelijk was, waren we de koning te rijk als we een stuk vliegtuig glas vonden.
We hebben nooit echt honger gekend. Mijn vader had voldoende connecties waardoor wij het relatief goed hadden. De hongertochten vanuit de Randstad kan ik me nog goed herinneren. Massa’s mensen die op sleeën en karren over de Westerdijk Hoorn binnenkwamen op weg naar het platteland. Uitgemergelde mensen die 40 kilometer heen en 40 kilometer terug moesten lopen om voedsel te bemachtigen. Ook bij ons aan de deur kwamen ze, dus dan gaven we een paar sneeën brood mee. Eén keer heb ik gezien dat het brood dat wij weg hadden gegeven nog bij ons in de straat werd doorverkocht.
Op 4 januari 1945 werd SS-er George Herlee doodgeschoten in de kapsalon aan de Nieuwstraat. Hij was achter een geheim van het ondergrondse, dus moest er voorkomen worden dat hij iets door zou vertellen. Niet lang daarna was ik met vriendjes aan het voetballen op de ‘Vale Hen’ toen we langs de Westerdijk een colonne vrachtauto’s zagen rijden. Ze werden geflankeerd door motoren en al snel ontstond er veel rumoer. Nieuwsgierig als we waren zijn we gaan kijken wat er gebeurde, om alles goed te kunnen zien hebben we ons een weg door de meute gebaand zodat we vooraan stonden. Als 7 jarig jongetje zag ik hoe vijf jonge mannen uit de vrachtauto werden geladen en tegen de kerkmuur werden gezet. Onder het zeil van een tweede vrachtauto kwam een mitrailleur te voorschijn, die de mannen zonder pardon neerschoot.
Mijn ouders zijn altijd bang geweest dat dit psychische gevolgen voor me zou hebben. En hoewel het veel indruk op me heeft gemaakt, was dat gelukkig niet het geval. Dat was nou eenmaal de oorlog. Die liquidatie is wel de reden dat ik iedere 4 mei bij de herdenking ben. Als kind in de oorlog maak je veel mee, maar het dringt niet altijd door. Ik kende ook veel Joodse mensen die werden weggevoerd. Ik kreeg dan te horen dar ze gingen verhuizen. In Hoorn zijn 16 mensen weggevoerd, waaronder een zwangere vrouw. Gelukkig heb ik in mijn nabije omgeving geen persoonlijk leed gekend. Wij hadden het relatief goed en daar ben ik nog altijd erg dankbaar voor.’
Hans Back, geboren in 1937