Oorlogsgetuige

De heer Kleypoel

De heer Kleypoel

In 1932 ben ik geboren in Amsterdam Oud-Zuid. Aan het begin van de oorlog was er veel reuring in en boven de stad. We hoorden de vliegtuigen laag overvliegen en konden de parachutisten boven de stad zien. Eén van de engste dingen was het geluid van de overvliegende bommen. Eén keer werd het huizenblok waar we woonden geraakt. De achterkant van het huizenblok werd vernield en zes mensen vonden de dood.

 

In Oud-Zuid woonden veel Joodse mensen. Veel van hen zijn weggevoerd en heb ik nooit meer terug gezien. Hun huizen werden dan leeggehaald. ‘Gepulsd’ noemden we dat, vernoemd naar de naam van het verhuisbedrijf: Puls.

 

Mijn moeder is in 1943 overleden, waarna ik naar mijn oma in Hoorn ben gegaan. Mijn vader werd opgeroepen om tewerkgesteld te worden. Hij is toen ondergedoken. Bij mijn oma zat ik met mijn neef en nicht. We hadden het niet breed en mijn oma had moeite ons te voeden. Samen met mijn nicht ging ik daarom twee keer per week naar de boerderij van mijn tante Duur in Schellinkhout om twee liter melk te halen. Dat was wel altijd haasten, want om 17.00 uur was het melktijd en om 20.00 uur ging de spertijd in. In die tijd was het op het platteland gewoonte om ’s middags warm en ’s avonds brood te eten. Maar ondanks dat wij familie waren, kon er geen broodje vanaf. Met honger in de maag keerden we dus weer terug naar mijn oma. Op een dag zij mijn tante tegen ons: “Zeg maar tegen opoe dat ik woensdag te gast kom.” Daar had oma de pest in, want dat betekende dat ze ’s middags warm kwam eten. Mijn oma heeft haar toen de oren gewassen, want de volgende keer konden we wel gewoon aanschuiven.

 

De oorlog was een rottijd. Mijn oom, mijn opa en oma, mijn nicht en mijn moeder zijn allemaal in de oorlogsjaren overleden. Weliswaar niet direct als gevolg van de oorlog, maar wel kort op elkaar. Het was voor mij ook een tijd van grote onzekerheid. Natuurlijk het feit dat het oorlog was en je niet wist waar je aan toe was. Toen mijn moeder stierf en mijn vader onder moest duiken, werd dit gevoel versterkt. Ik ging naar een relatief onbekende omgeving en toen ik daar aan het einde van de oorlog gewend was en mijn plaats had gevonden, moest ik weer terug naar mijn vader in Amsterdam.

 

Ik had mijn vader tijdens zijn onderduikperiode wel gezien, maar daarvoor moest ik op de fiets naar Alkmaar. Dat was al een hele tocht, maar omdat de Duitsers regelmatig fietsen aan het vorderen waren, bestond het gevaar dat ie afgepakt werd. Op een dag werd ik gewaarschuwd dat ze bij Ursem aan het vorderen waren. Ik ben toen door een weiland, via Avenhorn naar Hoorn teruggegaan.

 

Mijn vader is in 1945 getrouwd met zijn schoonmaakster. Ik kon het niet echt goed met haar vinden, dus toen ik na de bevrijding weer terug moest, zag ik dat eigenlijk niet zitten. Ik wilde bij opoe blijven. De bevrijding was wat dat betreft ook wel erg dubbel. De Grote Oost en de Kleine Oost in hoorn hingen vol met vlaggen en een enorme opluchting was merkbaar. Maar tegelijk overviel me de gedachte wat er nu zou gebeuren en wat de bevrijding ons zou brengen.

 

Cor Kleypoel, geboren in 1932. 

Geplaatst door: De heer Kleypoel