Oorlogsgetuige
Meneer Van de Burgh
‘Mijn eerste lijk…’
Meneer van de Burgh had het niet zo op de Duitse bezetter. Sterker nog hij deed er alles aan om ze zoveel mogelijk dwars te zitten wat voor hem een doodsvonnis betekende. Wonder boven wonder heeft hij de oorlog toch overleeft.
Meneer Van de Burgh,
Kwam in 1938 in dienst bij het Regiment Jagers. Bij de mobilisatie werd hij gedetacheerd bij het Veldleger van het Regiment Grenadiers. ‘Op 10 mei lag ik te slapen toen ik wakker werd van de overvliegende vijandelijke vliegtuigen. Ik draaide me nog een keer om en dacht, ‘ik krijg voorlopig geen slaap meer.’’ Hierna moest hij maar de polder in Leidsendam om daar de Duitse parachutisten te bestrijden. ‘Ik had van mijn leven nog nooit een lijk gezien. Het eerste lijk wat ik zag was daar in de polder van een Duitse parachutist die net was gesneuveld. Ik ging eens kijken hoe het met hem was maar zijn hersens lagen er uit. Daar was niets meer aan te doen. Daarna heb ik in mijn leven honderden lijken gezien. Vooral van jonge jongens van tussen de achttien en twintig jaar.’
‘Later kwam ik bij de molen in Overschie waar ik het bombardement van Rotterdam zag. Na de capitulatie ben ik met groot verlof gegaan. In de periode hierna ben ik ondergedoken en in het Leids verzet gegaan. In 1943 kwam ik weer in actieve dienst.’ De Duitsers waren op zoek naar Van de Burgh omdat hij in de meidagen tegen ze gevochten had, en omdat hij aan het Studentenverzet in Leiden had deelgenomen en geweigerd had bij de Arbeidsdienst te gaan. Daarom stuurde de bezetter een pittige brief naar zijn ouders dat hij ‘Niet Duits vriendelijke’ was. Als ze niet zouden vertellen waar hij zat zouden ze naar Oost-Duitsland gestuurd zouden worden. ‘Ik ben toen met valse papieren naar Amersfoort gegaan en daar ben ik gepakt en als Krijgsgevangene naar Duitsland gestuurd. Ik werd er tewerk gesteld in de oorlogsindustrie maar ging er tegen protesteren. Daar heb ik alle ellende meegemaakt die je meemaken kan.’
Aan het einde van de oorlog kwam er een bevel uit Berlijn om hem te executeren. ‘Dat hebben ze niet meer aangedurfd. Wij zaten in een stukje niemandsland tussen de Elbe met aan de ene kant de Amerikanen en aan de andere kant de Russen. We zijn toen door het Rode Leger bevrijd. Hierna zijn we teruggegaan naar Nederland. Mijn vrouw was geëvacueerd naar friesland. Ik ben toen op de fiets van Den Haag naar haar toe gefietst. Over de hereniging met zijn vrouw zegt hij, ‘Dat was hartstikke mooi, dat overkomt je maar èèn keer. Zij dacht dat ik dood was…’
Van de Burgh geb 1920