Oorlogsgetuige
Provincieverhaal Gelderland
In de ochtend van 10 mei 1940 werd Nederland door de Duitse legers aangevallen. Het Nederlandse 4eRegiment Huzaren blies de Rijnbrug en het spoorwegviaduct bij de KEMA op, maar rond elf uur was Arnhem al door de Duitsers bezet. De Arnhemse Courant maakte op 15 mei bekend dat het Duitse militaire bestuur en het Duitse strafrecht inclusief de doodstraf was ingevoerd. De strategische ligging en de verschillende garnizoenen maakten Arnhem een interessant doelwit voor het Duitse leger. Het vliegveldje op de hei bij Deelen werd uitgebouwd tot ‘Fliegerhorst Deelen’ met de imposante bunker ‘Diogenes’ als vluchtleidingscentrum.
Met zachte hand het ‘Germaanse’ Nederland nazificeren was het devies, maar schijn bedroog.
De Arnhemmers pasten zich zo goed en kwaad als dat kon aan de nieuwe situatie aan. Het leven van alledag ging door, maar had een macaber randje gekregen. Radiotoestellen moesten ingeleverd worden om te voorkomen dat geluisterd werd naar Radio Oranje.
De instelling van de Kultuurkamer maakte een einde aan het bloeiende Arnhemse culturele leven. Wat restte, waren clandestiene optredens van kunstenaars in besloten kring van de ‘zwarte avonden’. Deze huiskamerbijeenkomsten vonden in het gehele land plaats, maar in geen enkele stad is zoveel over deze geheime voorstellingen bewaard gebleven als in Arnhem.
Iedere Nederlandse man tussen 18 en 35 kon nu verplicht worden in Duitsland te werken. De arbeidsinzet bracht de oorlog en bijbehorende keuzes plotseling dichtbij, velen moesten zich ofwel melden voor tewerkstelling ofwel onderduiken. Onderduikers werden in de Achterhoek op grotere schaal opgenomen dan in de rest van Nederland. Hiervoor zijn verschillende verklaringen geopperd, zoals het sterke gemeenschapsgevoel, de dominante rol van de kerken en de overzichtelijkheid van het landschap, waar men de vijand al van verre kon zien aankomen. De groei van het aantal onderduikers leidde tevens tot het ontstaan van de ‘verzorgende illegaliteit’: honderdduizenden personen waren actief betrokken bij het verlenen van onderdak, het verschaffen van papieren en het leveren van middelen. De LO, de landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers, ontstond in Winterswijk. Schokkend in Gelderland was de deportatie naar Auschwitz van negenhonderd geesteszieke joden uit psychiatrische inrichting het Apeldoornsche Bosch in 1943.
Protest en verzet, hoe klein ook, was levensgevaarlijk. Verzetsgroep ‘De Oranjewacht’ onder leiding van Piet Hoefsloot werd al in de beginjaren van de oorlog opgerold en de verzetsleiders kregen de kogel. Toen in 1943 alle oud-soldaten het bevel kregen zich voor krijgsgevangenschap te melden, braken in de stad stakingen uit bij bedrijven als de AKU, Van Gend en Loos en de Sleephelling Prins. Arrestaties, doodvonnissen en terechtstellingen waren het antwoord van de bezetter. Successen van het verzet waren er ook, waarbij vooral de overvallen op de Koepelgevangenis (bevrijding van verzetsleider ‘Frits de Zwerver’) en het Huis van Bewaring (bevrijding van 54 gevangenen) in het voorjaar van 1944 voor veel ophef zorgden. Het leven in de stad veranderde korte tijd later compleet door de landing van geallieerde luchtlandingstroepen: de slag om de stad en de brug was begonnen.
De Slag om Arnhem trof de stad diep in het hart en veranderde Arnhem eens en voor altijd. De hevige gevechten en beschietingen verwoestten de gehele binnenstad. Na de verloren slag moesten alle Arnhemmers hun stad verlaten om bij hun terugkeer in het voorjaar van 1945 een desolate en geplunderde stad aan te treffen. De Slag om Arnhem (17-26 september 1944) was een onderdeel van de militaire operatie Market (lucht) Garden (land). De gedurfde poging om een snelle doorsteek naar het Ruhrgebied te forceren, kwam bij Arnhem tot stilstand. Onverwachts stuitten de geallieerde soldaten bij Arnhem op een sterke Duitse legermacht die zich toevallig in de buurt van de stad bevond. De lichtbewapende geallieerde luchtlandingsdivisies (Airbornes) hadden geen schijn van kans. Slechts zeshonderd soldaten, onder leiding van luitenant-kolonel John Frost, bereikten de Rijnbrug. Na vier dagen zware strijd moesten zij zich op donderdag 21 september overgeven aan de Duitsers. Uiteindelijk zouden drieduizend van de tienduizend, veelal Engelse en Poolse geallieerde soldaten, bij Driel de veilige overkant bereiken.
De Slag om Arnhem was op dinsdag 26 september definitief over. Wat restte, was een totaal verwoeste binnenstad en een ontredderde bevolking. Zij kreeg het bevel binnen 48 uur de stad te verlaten, waarbij slechts het hoognodige mocht worden meegenomen. De circa 95.000 Arnhemmers dachten dat ze binnen enkele dagen weer terug zouden zijn. Het werden uiteindelijk acht maanden. De evacués gingen naar Apeldoorn, Rheden, Ede of nog verder weg.
Op 14 april 1945 troffen de geallieerde bevrijders een verwoeste, totaal beroofde dode stad aan. Van de 25.000 huizen bleven slechts een kleine tweehonderd onbeschadigd.