Oorlogsgetuige
Provincieverhaal Groningen
Tot in de oorlog kent de provincie Groningen verscheidene joodse gemeenschappen. Zo is Winschoten na Amsterdam de stad die het hoogste percentage joodse inwoners heeft. Maar ook in de stad Groningen wonen veel joden. Heel wat kostwinners zijn werkzaam als slager, (vee)handelaar of werken in de confectie-industrie. Met de Duitse bezetting, in mei 1940, begint de Jodenvervolging. De deportaties naar Westerbork, dat dient als ‘doorgangskamp’ naar andere vernietigingskampen, vangen aan in 1942. Na een grote razzia in oktober van dat jaar kent de Stad nog maar weinig joodse inwoners. In december 1943 verlaten de laatste paar joodse inwoners de Stad. In Groningen en Winschoten valt met het verdwijnen van de joodse gemeenschap een gat in het sociale, culturele en economische leven. Ook leden van andere de Nazi’s onwelgevallige groepen zoals zigeuners, homoseksuelen en Mormonen worden vervolgd, gedeporteerd en vermoord.
Canadese infanteriedivisies trekken het Westerkwartier en het Hogeland in. Men verwacht een snelle bevrijding van de stad Groningen. Bij het naderen van de rand van de stad via de Paterswoldse weg, op 13 april 1945, stuiten de Canadezen op onverwacht fel verzet. Zware gevechten volgen en leiden tot slachtoffers, vertraging en verwoesting. Pas op 16 april zijn de bevrijders heer en meester op de Grote Markt waarvan de omliggende bebouwing grotendeels verwoest is. Zo’n honderd burgers en honderden militairen zijn omgekomen. Groningen is daarmee één van de zwaarst getroffen steden van Nederland. In de provincie is Delfzijl een laatste bolwerk van de bezetter. De havenstad wordt pas op 1 mei bevrijd. De ontzetting van Delfzijl leidt tot zware schade in de havenplaats en de wijde omgeving.